Het Gentse collectief van wetenschappers, technologen en creatievelingen Comon werkt aan een verstaanbaardere gezondheidszorg. "De communicatie tussen de dokter en de patiënt is heel belangrijk,” is de uitleg. “Want als het misloopt, kan dat zware gevolgen hebben.” Helemaal juist. Alleen: maak er meteen ook een app Sociale vaardigheden bij.
Onlangs zat ik met mijn oude buurvrouw in het ziekenhuis, voor een gastroscopie. Het arme mens stond doodsangsten uit, ervan overtuigd dat het een dikkedarmonderzoek was, een ding in de poep. -Scopieën, grafieën, ze gooit het allemaal op één hoop. En in tegenstelling tot wat pornofilms ons doen geloven is niet iedereen even gek van anaal. Het heeft met pijngrenzen te maken: tijdens mijn opleiding verpleegkunde hoorde ik een Hell’s Angel op zijn moeder roepen toen de darm naar binnenging. Hij hield er vast een folteridee aan over.
“Vanhoof?” klonk vanuit een van de deurgaten dat alleen een hondenoor kon raden. Mijn buurvrouw hoorde zelfs helemaal niks. “VANHOOF?” De geplogenheid wil dan dat je gedwee de verpleegster een hok in volgt. De begeleider wordt voor het gemak genegeerd.
De erkenning kwam er na een kwartier. “Vanhoof?” riep de verpleegster opnieuw. Tegen mij, nabespreking, giste ik.
“Het izz goed geweezzt,” stamelde mijn buurvrouw met klapperende valse tanden. Ze leek stevig te hebben gefeest: haren in de war, de hemdsbloes wulps halfopen en een scheve bril. Kennelijk keek men niet op scheut verdovingsmiddel.
De charmante internist informeerde. “We zien een lichte gastritis,” zei hij zonder oogopslag. “De maagbreuk was bekend.” Buurvrouw staarde voor zich uit: “De voorlaatste ... en dan ga ik slapen,” zag ik haar denken.
“Wist jij van die maagbreuk?,” probeerde ik het gesprek zin te geven. Ze haalde, iets te traag, onverschillig haar schouders op en gebaarde van foert.
“Neem gewoon wat maagzuurremmers … Mevrouw Vanhool, ik wens u het beste.” “Vanhoovv,” zei buurvrouw. ’s Anderendaags herinnerde ze zich niks. "Zelfs van mijn anus heb nauwelijks nog last," vertrouwde ze me toe.
Een tijdje geleden ging ik onder het mes. Een kleine ingreep, de zoveelste, niemands zaken. Geen esthetische ingreep, daarin kan ik geruststellen. Als verpleger nu en dan zelf eens in een hospitaalbed gaan liggen blijft een aanrader.
In een ziekenhuis verdwijnt standenverschil: iedereen ligt onder dezelfde gesteven lakens en eet er uit grootkeuken. Enkel de eenpersoonskamer geeft status. Verpleegkundigen zijn in het omgaan met die maatschappelijke mikmak getraind: praat met de patiënt in een voor iedereen begrijpelijke, respectvolle taal. Het resultaat is een haast speels nepjargon, dat zodanig gêne tracht weg te nemen dat het net ongemakkelijk wordt. Een ziekenhuistaaltje dat elders niemand spreekt.
Een pamper heet T-Form. Je doet geen pipi of kaka, laat staan dat je zeikt of schijt: je watert of maakt stoelgang. Sputum (een rochel) geef je op. Je wast je niet vanonder maar doet een intiem toilet. Druppelincontinentie (je zit met een lek) vangt de blauwe doek op, onder je stuit.
Bedlegerigheid is doorspekt met gezellige woorden als doorliggen (klinkt als doorzakken), dekenboog (vast het begin van een hemelboog) en spitsvoeten. De diehard bedligger (neem het letterlijk) wordt geregeld gefrictioneerd (ook helend bij huidhonger).
Een verblijfssonde is geen ruimtetuig, maar een permanent slangetje tot in de blaas. Houders ervan krijgen een vulva- of roedetoilet. Ik dacht bij roede alleen aan gordijnen of Zwarte Piet. Overigens een typische stagiaireklus: tijdens mijn opleiding gingen dankzij die toiletten een paar honderd penissen en vagina’s ter ontsmetting door mijn handen. Ik zag alle modellen, mij maak je niks wijs ter zake.
Na een tijdje praten verpleegsters steeds meer als een kinderboek.
“Voilà man, het is aan u!” Ik keek om te zien of er misschien nog een kind in de kamer stond. “We gaan naar het vijfde.” Verpleegsters spreken in de wij-vorm.
Ik kende Marleen van in mijn stagetijd, ze was dé babe van het ziekenhuis. En dat bleef ze, ook na vijfentwintig jaar. Ze herkende mij niet, maar dat weet ik aan het feit dat ik mijn bril niet ophad.
“Zelf zal ze nooit eens een patiënt vervoeren,” sprak ze boven mijn hoofd. “Het is altijd hetzelfde,” zei een collega die uit het niets op kwam dagen. Een patiënt naar de ok brengen scheen iets vervelends.
Vanuit een rijdend bed lijkt alles groot. Zonder bril en met een bloemetjesjurk aan voelde het bijna als ontmenselijking. Mijn armband gaf uitsluitsel: hier lag wel degelijk dhr. Elli Joost. Gelukkig heb ik geen tandprothese want die flikkeren ze er ook uit. De pre-operatieve zorg - dat is een vak - is meedogenloos.
“Marleen, geef jij 23 eten?” klonk het van ergens.
Eerst moest 25 nog naar boven. “Ik heb er maar twee hoor,” wapperde Marleen met jazz hands terug. Ik heb er maar twee zeggen verpleegsters vaak. Smeer je benen maar in is ook een klassieker. Ik overwoog plots terug te komen op een andere dag …
De typische liftstilte.
“Is het de eerste keer?,” vroeg Marleen.
“Nee hoor,” zei ik.
Dat volstond qua gesprek.
“Vanavond uit eten …,” fluisterde de collega.
“Leuuuk, waar?”
“Dimsum.”
Mmm, dat zou smaken. Het was van middernacht geleden dat ik nog wat at.
“225!,” riep Marleen bij de operatiezaal.
“Marleeeen!” Een kloeke onherkenbare dame in blauw pak verscheen in het deurgat! “Hoe was je date gisteren?” Daarna gingen ze fluisteren.
“Tot straks!,” riep Marleen me vrolijk toe. Er volgde nog net geen veel plezier.
“We gaan je verbedden,” bromde de kolos in het pak. Op dat moment begon de pre-operatieve stress.
Vind je deze blog leuk? Geef hem onderaan een hartje!
Deze blog delen op Facebook of Twitter? Klik op de knop linksonder en klaar. Een commentaar op de sociale media toevoegen is ook altijd fijn.
Meer over Comon lees je onder meer op VRT NWS en op comon.gent.
Comments