Je zou denken dat je naar een koffiehuis gaat om de koffie. Maar in de eerste plaats wil je er iemand zijn. Je bent dan namelijk iemand die in koffiebars toeft. Dat is een status. De koffie is er vaak niet eens uitzonderlijk goed, maar dat is een detail.
Zo’n bezoek vergt van een niet-habitué als ik enige culturele assimilatie. Dat duur woord zegt dat een lid van de niet-dominante groep, ik, Jan Modaal, zich mengt met de dominante groep, hier de gegoede stamgast, en daar de cultuur van overneemt. Belangrijk: de eigen cultuur wordt daarbij losgelaten.
Koffieklanten zijn voor mij wat in de sociologie de uit-groep heet, een collectief waarmee ik mij spontaan niet identificeer. In de koffiebar kom ik dan ook uitsluitend door een ander. Echt ontspannend is het niet.
Verreweg het lastigst is de bestelling, met zo’n QR-code op het tafeltje. Achter die code zit jargon. Zo kies je vanaf het moment dat je voor de grote koffie gaat niet langer gewoon voor koffie.
Ik ben de hemel altijd dankbaar als er toch nog een mens van vlees en bloed langskomt. Een snaak deze keer, hij paste in het plaatje, leek op Olly Alexander (Years & Years, It’s a Sin) en praatte afgezien van zijn menu gewoon Nederlands. Een opsteker, niet zelden is de voertaal in coffeebars het Engels.
“Doe mij maar een mok,” zei ik gezwind. “Een americano?,” vroeg de knul. Hij keek diep in mijn vragende ogen. “Of een caffè lungo?” “Jij weet het best,” — ik verborg niet eens mijn kennisgebrek, die truc werkt meestal: je tilt de ander zijn zelfwaardegevoel omhoog en meteen pikt die meer van je. “Zolang het maar een grote koffie is, zonder gekkigheid,” grapte ik.
Ik ben op café vaak die iets te vrolijke joviale klant. Barista’s reageren daar nogal eens met enig dedain op. Tot echt gieren nodigt dit soort gelegenheden niet uit: er hangt een merkwaardig sérieux van slechtnieuwsgesprekken en fokking-druk-met-werk. Daardoorheen een apocalyptische mix van fair trade, Kom op voor je wijk, Meatless Monday, Zonder Haat Straat en klappen voor de zorg. Geheid staat Studio Brussel op, waar Yong Yello, Froukje en hun klonen levensleed tot in den treure bezingen. Je voelt je haast schuldig als je gewoon zin hebt om wat te drinken. Want niemand zit hier zonder reden.
Kantoortijgers weten al langer dat het bureaulandschap niet deugt. Onder het mom van een samenwerking bevorderende inrichting worden de tafels bij elkaar geschoven en op ruimte bespaard. Alleen nog de verliezers zitten op zo’n eiland. Terwijl de arbeidsergonoom het ziekteverzuim wil terugdringen door het creëren van stilteplekken in burelen, maakt de telewerkende hipster, die voor de huiselijke rust kan kiezen, in de koffiekeet zélf zijn gedeelde werkplek. Dat is op zich goed bekeken, voor de prijs van één latte macchiato kan thuis de stoof een paar uur uit en laden de devices gratis vol. De voortdurende afleiding neemt hij er graag bij. Er is een boutade die zegt: het is niet omdat je bezig bent dat je ook werkt. Maar het plaatje klopt.
Sommige vrouwen - zelden mannen - komen er lezen. Een topper uit De Standaard der Letteren, liefst non-fictie. De meeste mensen deugen doet het goed - een turf onder de arm maakt je bijzonder - of Blijf bij mij van Rika Ponnet, een instant klassieker bij relatietwijfel. En ook met wat van Harari zit je nooit fout.
Niks mis met een roman, alleen heet dat hier literaire fictie. Geen Zeven zussen, zelfs geen Vrouwen van de Leeuwenhof om een beetje ‘anders te doen’, maar een Lize Spit of een Griet Op de Beeck. Koffie en vrijgevochten schrijfsters schijnen een goede combo.
Kies je voor een tijdschrift, ga dan voor de glossy: Eos, MO*, iets wereldverbeterends van een verontwaardigd reisjournalist. Of Feeling Wonen, daarin leer je dat je ultiem geluk gewoon bij een maatkeuken koopt.
Als ethisch pescotariër (je lust vis maar geen vlees) eet je geen toast kannibaal van Belgisch witblauw, maar bagel met Philadelphia en zalm: een hypercalorisch broodje met gegreenwashte kaas van Mondelēz, wereldwijd het vijfde vervuilendste bedrijf. Op een bedje van kweekvis uit wat de witte activist met dreadlocks (culturele toe-eigening!) aan het tafeltje even verderop ‘drijvende varkenshouderijen’ noemt (met bijhorende stress en ziektes) — hij las het net nog in zijn Quest. Maar: je eet wel helemaal keto.
Vergeet de pannenkoek met suiker, maar ga voor de scones met clotted cream en jam. Vraag niet naar een smos maar een biozuurdesemnotenfluitje met gedroogde abrikozen en avocado met salsa verde, — avocado, met tweeduizend liter voor een kilo oogst, de groente met de grootste waterafdruk (er worden hele dorpen voor leeggezogen, gelezen in de MO*). Dat laatste zet je gelukkig recht met een fles gefilterd osmosewater, ‘om ecologische redenen’ heet het, kraantjeswater waar je met plezier zevenenhalf euro voor betaalt.
Dat soort trendsetting maakt van Lekker van bij ons een schaars product. De zwaan schijnt bij de stadsbakker te zijn uitgestorven en voor een Brusselse wafel moet je naar zee. In het beste geval vind je op een steakfestijn nog eens een stuk knoeselentaart.
Daarom zet ik een eenmansactie op en lanceer ik een herwaarderingscampagne van de pruimentaart met lattekes, de eerste in een reeks Vergeten taarten. Nu de pruim weer helemaal Belgisch is staat niets nog een revival in de weg.
Ik koop ze op hét topadres voor taarten - de Aldi -, zeg dat ze van Bleue de Belgique zijn gemaakt - niemand die weet waar het voor staat, maar het klinkt chique - en ik noem ze torta di prugne con lamelle. Voor 14,99 euro is ze van u. Af te halen en breng zelf uw verpakking mee.
Vind je deze blog leuk? Geef hem onderaan een hartje!
Deze blog delen op Facebook of Twitter? Klik op de knop linksonder en klaar. Een comment op de sociale media toevoegen is ook altijd leuk.
2021, 9 november, Leuven (Koffie en Staal) (België). Foto: Nausikaä Droste.
Interessants over de revival van de Belgische pruim (BelOplum by BelOrta) op agf.nl.
Comments