Heleen Debruyne heeft me gecharmeerd. Dat is onverwacht, meestal verschil ik met haar van mening. “De neiging om elke zwaarte als een depressie te zien is iets van mijn generatie,” schreef ze, in een prachtige column, over haar droefgeestige grootvader, ziedaar de bekoring. Maar met die stelling ben ik het oneens. Het blijft Heleen.
Ik wil weleens somberen. Er was zelfs een tijd dat er, naast wat vaderen, weinig anders was. De goede levensgezel in mij legde het tegen die tobberij af. Vraag het mijn ex-partners.
Het voortdurende niet-zijn ligt achter mij. Slechts af en toe nog toont zich dat monster, in al haar glorie. Ik noem het depressie.
Kunstenaars wekken graag de indruk dat de niet-getormenteerde ziel nooit goed werk kan maken. Ze geven zo te kennen dat ze er staan dankzij dat zware verleden of door de worsteling met zingevingsvragen. Het ruikt naar een decadente verkoopstruc.
Een zelfverklaarde vriend neemt mij voor zo’n druiloor. Hij noemt mij smalend ‘artiest’, en, zit ik in een dip, draait hij het om en schrijft hij die toe aan mijn zogezegde schrijversbestaan: “Ik ken geen gelukkige schrijvers,” zegt hij. Meteen is daarmee, althans voor hem, het dalletje verklaard.
Ik ben niet gepijnigd. Depressieve episodes komen en gaan. Dat heet zo omdat ze dat ook zijn, meen ik.
Ik begrijp Heleen haar punt. Niet alles moet zomaar depressie worden genoemd. Maar ik heb ook helemaal niet die ervaring. Andersom, rondom mij heten depressies zelden depressies. In de plaats daarvan nemen ze rare namen aan van trendy lichaamskwalen: coeliakie, ASS, ME, fibromyalgie ... De 'diagnose' is alvast makkelijk zelf gesteld. De waarheid is dat slechts heel weinig mensen écht aan deze vreselijke ziektes lijden. Het gaat hier niet over hen.
In een iets beter geval wordt een geestelijke klacht weerhouden. Er is dan sprake van een bore-out, hoogsensitiviteit, een relatiecrisis, een verslaving … Vals gehoopte symptomatische behandelingen zijn het gevolg. Op wilskracht wordt verkast, gejobhopt, gescheiden, gerebound, gebotoxt, gefitnesst, gevast … Dat gesleutel geschiedt bovengronds, de bodem blijft ondervoed.
Het kan wat mij betreft niet vaak genoeg depressie worden genoemd. Liever een keer te veel dan te weinig. Het zou een vorm van erkenning zijn voor psychisch leed. Van iets dat er mag zijn en dus niet langer dient te worden verhuld met somatisch klachten.
Heleen Debruyne schrijft hoe haar grootvader af en toe een tijdje niet ging werken om letterlijk wat te gaan dolen. Hij somberde als het ware uit en ging gewoon weer aan de slag wanneer hij er klaar voor was. Ik ken dat soort periodes. Af en toe, meestal heel onverwacht, dient zich zo’n lastige episode aan. Ik verzet me er niet langer tegen, al enkele jaren niet meer, want dat maakt het erger. Daardoor overkomt het me steeds minder.
Het vraagt moed om van het werk thuis te blijven, gewoon omdat het niet gaat, omdat het er gewoon 'is'. Nochtans is dat meest gestelde vraag: “Is er wat aan de hand?”. ‘Het is er gewoon’ wordt slecht begrepen. ‘Er is niets’ nog minder.
Dat ‘niets’ kan enkel worden opgevuld met tijd. Daar weten mensen die dat niet kennen geen blijf mee. Ze vullen die leegte dan maar in met hun veronderstellingen. Of ze worden kwaad.
Niemand vat het beter dan Stephen Fry. Het leven ìs weerbarstig. Scott Adams, de maker van de Dilbert-cartoons, zegt: “Gelukkig zijn is doen wat je graag doet, wanneer je dat wil doen.” Dat is de uitdaging. Ik ga achter het langetermijngeluk aan. Niet voor de instant bevrediging.
Intussen schrijf ik blogs die geen hond leest. Of beter: slechts een handvol trouwe lezers. Maar ze zijn er wel en ik moet het hen niet vragen. Het stemt me erg gelukkig.
Het is een koud kunstje om een paar honderd volgers aan te trekken. Maar het zou betekenen dat ik daar veel tijd insteek, die ten koste gaat van mijn schrijven. Van de tijd met die paar goede vrienden van mij, van de wandelingetjes met mijn moeder of met mezelf, van mijn dochters. Van de tijd om gewoon eens te gaan zitten. En om, als ze zich weer eens toont, goed te kijken naar die depressie. Ze zo te noemen en vooral niet te vragen waarom ze er weer is. Daaraan heb ik de handen vol. Het is wat we niet echt gewend zijn. Wat echte venten niet doen.
Vind je deze blog leuk? Geef hem onderaan een hartje!
Deze blog delen op Facebook of Twitter? Klik op de knop linksonder en klaar. Een comment op de sociale media toevoegen is ook altijd leuk.
(Nieuwe foto) 2021, 13 augustus, Leuven (Diestsestraat, voormalig café Toewip) (België). Foto: Bart Cloots.
De column van Heleen Debruyne waarnaar wordt verwezen heet Pillen of picon en verscheen in Humo op 29 december 2020, onder de titel Misschien is de neiging om elke zwaarte als een depressieve klacht te zien iets van mijn generatie te herlezen op Humo.be.
Of download de column op de downloadpagina.
“If you know someone who’s depressed, please resolve never to ask them why. Depression isn’t a straightforward response to a bad situation; depression just is, like the weather.
Try to understand the blackness, lethargy, hopelessness, and loneliness they’re going through. Be there for them when they come through the other side. It’s hard to be a friend to someone who’s depressed, but it is one of the kindest, noblest, and best things you will ever do.”
Stephen Fry
Commentaires