Wie kan er wat hebben tegen bermrouw, bloemen en knuffels langs de kant van de weg, na een verschrikkelijk ongeval? Als het maar weer ophoudt. Want die blijvende bermmonumenten voelen voor mij — hoe zeg ik dat — … aanstootgevend. Ze hebben niks meer met medeleven te maken.
Mistoestanden in de geest laten zich lastig beoordelen. Dat begint met: wanneer is het mis? Het is wat de DSM probeert, het diagnostisch en statistisch handboek voor psychische stoornissen, zeg maar een checklist van normafwijkingen.
Het opzet is nobel: hulpverleners spreken dezelfde taal over eenzelfde aandoening en vermijden daarmee verwarring; Op het gevaar af tot een ziektebeschrijving te komen die tekortdoet aan de ziektecomplexiteit. Of andersom: dat bijvoorbeeld elk verstrooid kind een ADD’er wordt. De DSM kent daarom veel tegenstanders. Niettemin labelt dit boekje geestesstoornissen misschien juister. Zo ook het verschil tussen rouw en pathologische rouw. Aan dat laatste lijdt wellicht de bermmonumentenbeheerder. Alleen wil hij dat niet horen.
Alles begint met de bereidheid tot het erkennen van een psychisch probleem. Dat blijft lastig, want zonder twijfel: op wat trendy aandoeningen na (ASS doet het goed, PTSS, ADHD is een blijvertje) zijn de meeste mensen niet klaar voor een psychiatrische diagnose. Zelfs wokies hébben een HSP en zìjn dus niet hoogsensitief. Het schrijnende aan de eeuwig rouwende is dat hij denkt dat het zo hoort.
De helft van de mensen van wie een dierbare gewelddadig stierf, blijkt uit een recent proefschrift, komt rouw niet op eigen kracht te boven en heeft daar goede professionele hulp bij nodig. Bij een natuurlijke dood gaat het om tien procent. Iemand moet het de pathologische rouwer dus zeggen. Alleen: wie gaat dat doen? Nochtans is het benoemen van het verstoorde proces essentieel, immers de resultaten wanneer verkeerdelijkde behandelmethoden van depressie of PTSS worden ingezet bij mensen met een persisterende complexe rouwstoornis (PcRS), kortweg de ‘langdurige rouwstoornis’, blijken bijzonder mager. Een zogeheten differentiaaldiagnose is dus belangrijk. Volgens Wikipedia: een differentiële diagnose wordt gesteld wanneer twee of meerdere ziekten het ziektebeeld kunnen verklaren en het nog niet mogelijk is tot een definitieve diagnose te komen. Verder onderzoek zal erop gericht zijn één of meerdere elementen van de differentiaaldiagnose uit te sluiten tot uiteindelijk liefst slechts één mogelijkheid overblijft. MAAR: dan moet de optie van de PcRS wèl worden overwogen. En daar knelt het schoentje.
Merkwaardig genoeg werd de PcRS pas in 2013 door de psychiatrie officieel erkend. En neemt de WHO de ziekte nu, in 2022, voor het eerst de ziekte op in haar nieuwste versie van de ICD-11, een lijst van de door haar erkende ziekten. Het zegt iets over de gevoeligheid van het thema. En lang niet iedereen is blij met het feit dat rouw officieel pathologisch kan worden. “Rouwen is geen ziekte,” zegt Vlaanderens rouwexpert Manu Keirse, een fervent tegenstander (ik kende hem toen hij directeur was van een ziekenhuis hier om de hoek, hij ging in die hoedanigheid over lijken, maar dit terzijde). “Ik vind ook niet dat nabestaanden therapie nodig hebben. Ik begeleid ze en luister naar hun verhaal. Ik keer samen met hen terug naar het traumatische moment zodat ze de pijn in zijn volle omvang kunnen ervaren, herinneringen in ere herstellen en zich stap voor stap weer aanpassen aan de wereld.” Bij dat laatste hoort alvast geen bermmonument. Alleen durft niemand aan andermans rouwen raken. En zo worden hulpvragers van de juiste hulp ontzien.
Ondertussen worden we gedwongen mee te rouwen, door die permanente bermrouwstukken. En houden we dus éigenlijk, door ze te tolereren, een ziek systeem mee in stand. Ze komen en gaan nooit meer weg, sterker: vaak breiden ze beetje bij beetje uit. Het lijkt een mooi gebaar. Maar, afgezien van een paar naasten misschien, vraagt niemand ernaar. Je zou zo’n monumentje egoïstisch kunnen noemen.
Eigenlijk mag het er niet eens zijn, het is ongewettigd innemen van openbaar domein, maar begin daar maar eens over. Er heerst dus een gedoogbeleid. In Nederland gaat het anders: daar regelt men de toestemming en zijn er bijvoorbeeld afspraken rond veiligheid rondom het monument, wat bij wegenwerken ter plaatse, en over hoe lang het kan blijven staan, meestal drie maanden. Ze zien het daar, zoals het hoort, ‘als onderdeel van het rouwproces dat uiteindelijk moet worden afgesloten.’ Daar durft men ook de mogelijke problemen te erkennen. Mensen kunnen het door bermmonumenten ook juist lastiger krijgen. Wanneer er bij iemand voor de deur een dodelijk ongeval gebeurt maakt dat ook diepe indruk op die bewoners. In het verwerkingsproces is een dagelijkse confrontatie met zo’n gedenkteken niet bevorderlijk. Soms komt het beoogde veiligere weggebruik juist in het gedrang: net als reclame kan zo’n monument afleiden. Het is bovendien een obstakel waar mensen die van de weg afraken tegenaan kunnen botsen.
Bij wijze van sensibilisering bij een verkeersongeval zou een bermmonument nog enigszins verdedigbaar zijn. Maar uit interviews ter zake lijkt dit allerminst de belangrijkste reden. Bovendien, na een tijdje verliest het elk effect. De ‘oprichters’ nemen straffe woorden in de mond: het bermmonument is letterlijk alleen op zijn plaats op de plek van het ongeval. Het is daar dat het slachtoffer voor het laatst geweest is. Men wil ook laten zien dat op die plek iets heel ergs gebeurde. Die precieze locatie is van groot belang, niet ergens anders. “Een algemeen monument voor verkeersslachtoffers kan daarom bermmonumenten niet vervangen.” En nog: het bermmonument gaat zelfs belangrijker worden dan het graf van het verkeersslachtoffer.
Oprichters van bermmonumenten voelen zich daardoor geprivilegieerd. Het overlijden van hùn naaste schijnt belangrijker, ongewoner, ingrijpender en vooral erger te zijn. Dat is niet zo. Bovendien: ik heb niks met de opgedrongen droefenis van een ander. Het maakt me nodeloos triest en het brengt niks op. Mijn medeleven dwing je niet af. Maar over dat laatste gaat het dus nauwelijks. Met goede hulp zouden deze mensen een pak verder staan. Dat zou kunnen zijn: haal dat ding uit die berm weg. Hulp, geen gewauwel. Het zal nooit meer zijn wat het was. Maar wel veel beter dan nu.
Vind je deze blog wel wat hebben? Geef hem onderaan een hartje! Delen op Facebook of Twitter kan ook: klik op de knop linksonder en klaar.
2022, 11 mei, België. Foto: Bart Cloots.
Deze relatief korte bijdrage op de website van het ARQ Kenniscentrum Traumatische Rouw van de heer Paul A. Boelen, hoogleraar klinische psychologie bij de Universiteit Utrecht en ARQ Nationaal Psychotrauma Centrum in het Nederlandse Impact Magazine schetst een helder beeld van de persisterende complexe rouwstoornis (PcRS).
De lerares secundair onderwijs Nunzia Macaluso maakte in 2012 haar bachelorproef over bermrouw in Limburg. De resultaten van deze proef zijn een belangrijke bron bij dit stukje. Het werk kan integraal worden nagelezen op de website van het Limburgs Volkskundig genootschap.
Meer over de DSM, de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, lees je hier op Wikipedia.
ICD-11: De ICD-11 is de elfde editie van de International Statistical Classification of Diseases and Related Health Problems. Het is een internationaal gehanteerde lijst van ziekten, bijgehouden door de Wereldgezondheidsorganisatie, weinig bruikbaar voor de niet-professional. De huidige versie is nog niet vertaald, deze Nederlandstalige ICD-10 geeft een goed beeld.
Comments