Komende week heb ik nog eens een afspraakje met een dame. Als het wat wordt, beste lezer, bent u de eerste die het weet. Statistisch gezien is die kans gering, mijn compromisloosheid op het gebied van liefdespartners is bekend. Maar dat de uitverkorene - met zoveel noten op mijn zang - een spetter is laat zich raden.
Liever dan afspraakje noem ik het een doorstart. Want eerder wees ik haar af. Ongewild, vanuit een soort van wat vroeger verlengde minderjarigheid heette op dat vlak: avances gaan nog steeds onopgemerkt aan mij voorbij. Ik heb iets gelijkaardigs met filmplots, die zie ik ook niet aankomen. Ontwikkelingsstoornissen wellicht. De gevolgen van de ene zijn al wat ingrijpender dan die van de ander.
We stonden aan de bar, ergens halverwege de jaren tien, en alles klopte. Momentum heet dat.
“Kom eens langs,” zei ze. Recht voor mijn raap. Haar tongpunt bewoog lichtjes in haar mondhoek. Een teken, leerde ik later.
“Mmm, dat weet ik niet hoor …”
“Kom toch gewoon is langs!”
Beste lezer: er zìjn dus vrouwen die het tweemaal vragen.
“Ik beloof het je niet,” zuchtte ik. “Er komt toch niks van in.”
Dat vreemde antwoord vraagt om toelichting: ik ken periodes met aandriftstoornissen. Dan richt ik weinig uit. Vanwege mijn uiterst saaie leven merkt niemand een verschil. Maar een enkele keer is de afloop faliekant. Zoals nu.
“Dan kom je maar niet!,” snauwde ze.
Daarna verdween ze. Voor een jaar of zes.
Versierboeken beschouwen dit soort incidenten als einde verhaal. Eén kans per vrouw per leven, luidt het devies. Maar kijk, afgelopen zomer belde ik haar zomaar op en stemde ze enthousiast met een wederontmoeting in. De herkansing, waarvan datingcoaches beweren dat ze niet bestaat. Sliep uit.
“Kom eens langs,” zei ze weer. Dat maakt drie.
“O ja, wat een fijn idee!,” riep ik. Ik was gegroeid.
“… Naar ons, in Schiplaken.”
Ons zijn zij en haar zoontje van twee. Zoiets noemt men een verhaalwending. Of een streep door de rekening. Op mijn leeftijd een kinderloze vrouw treffen is een zeldzaamheid. Dat is ambivalent. Voordeel is dat de eierstokken wellicht niet langer klapperen. Ik bespaar me er de liefdesbaby-met -de-jongere- deerne mee — het stomste wat me nog kan overkomen.
Edoch, niet getreurd, zo’n tweejarige gooi je immers op tijd in bed. We zouden dus enkele uren kunnen doen alsof hij niet bestaat.
Ik beeldde me onze avond alvast tig keer in: ze woont in een riant huis, in een dure wijk. Ik, uitgedost in casual en classy tegelijkertijd, rijd in een grote huurwagen de inrit op. In het aanschijn van de lichten maakt ze de voordeur open, ze had me zien komen. Ze loopt in een inderhaast slordig dichtgeknoopt satijnen negligé, blootsvoets en drupt nog van het douchen: “Sorry, ik heb wat vertraging.” Vanop de designstoel kijk ik hoe ze zich aankleedt, verderop in de badkamer, de deur open. De sfeerlamp is gedimd en het geurt naar de vaginakaars van Gwyneth Paltrow. Dit valt niet mis te begrijpen.
Dat was dus ergens in augustus.
Drie afgeblazen afspraken later stelt ze voor samen koffie te gaan drinken in de stad. Ze brengt haar zoontje mee. Momentum is alles. Het wordt een bakje troost. Als het doorgaat, lezer, bent u de eerste die het weet.
Vind je deze blog leuk? Geef hem onderaan een hartje!
Deze blog delen op Facebook of Twitter? Klik op de knop linksonder en klaar. Een comment op de sociale media toevoegen is ook altijd leuk.
2021, 11 juni, Kessel-Lo (België). Foto: Koen Vandenborre.
Comments